De vesting van Vauban torent dominant boven de haven uit, de zon schijnt, de zee schittert.
Tijd om te ontbijten in de kuip. De haven van Le Palais is leuk. We hebben prachtig uitzicht op zee. En het heeft wel wat dat je niet aan steigers ligt, maar met je bijboot of de watertaxi naar de wal moet.
Belle Île is met bijna 84 km2 nog best een groot eiland. Het is het grootste eiland van Bretagne. Het heeft maar 11.000 inwoners die verdeeld zijn over 4 gemeentes.
Bangor in het binnenland, Locmaria, in het zuidoosten van het eiland, Le Palais, de hoofdstad van Belle Île en belangrijkste haven en het dorpje Sauzon in het noorden waar een droogvallend haventje is.
De Romeinen zaten hier ook al en noemden het eiland Vindilis. Ik heb nog niet kunnen vinden wat dat betekent. Mocht je het weten of denken te weten, please laat het me weten via een van mijn contactgegevens onderaan deze pagina.
Het eiland heeft aan de zuid en zuidwest kust steile kliffen. Met harde wind beukt de Golf van Biskaje daar op los.
Aan de noord- en noordoostkant vind je diepe inhammen met strandjes. Er groeien bijna geen bomen door de wind, maar ook doordat er in het verleden veel gekapt is en er nu weinig beschutting meer is.
Het is een rustig eiland. Zelfs de hoofdstad Le Palais is niet druk. Maar wel leuk en gezellig.
Omdat we weten dat we volgend seizoen meer tijd hebben om hier een fietstochtje te maken of een dag een lelijke eend te huren, maken we vandaag een wandeling langs de kust.
Onze boot draagt de naam Paradise Regained. Dat is de titel van een gedicht van Hendrik Marsman. Hij schreef het 1927.
We komen er achter dat het leven van Marsman hier vlakbij tot een einde kwam. Iets ten zuiden van het eiland, positie 47°10’ N. en 03°35’ W. is de boot waarop hij van Bordeaux naar Falmouth voer door de Duitsers getorpedeerd. Aan het begin van de oorlog.
Hier vind je meer over Marsman en het gedicht Paradise Regained.
De zon en de zee springen bliksemend open:
waaiers van vuur en zij;
langs blauwe bergen van de morgen
scheert de wind als een antilope
voorbij.
zwervende tussen fonteinen van licht
en langs de stralende pleinen van ’t water
voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
die zorgloos zingt langs het eeuwige water
een held’re, verruk-lijk-meeslepende wijs:
‘Het schip van de wind ligt gereed voor de reis,
de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
de morgen en nacht twee blauwe matrozen –
wij gaan terug naar ’t Paradijs’.