In de ochtend vertrekken we naar Altea. Het is een rustige tocht, grotendeels op de motor. We zitten met z’n vieren in de kuip en genieten van de koelte van de ochtend en de wind van onze eigen snelheid. Maar al snel, zoals vaker gebeurt tijdens de eerste tocht van het seizoen, wordt ik slaperig van de deining. Ik besluit er voor twee uurtjes aan toe te geven en Egon vindt het gelukkig goed.
Inmiddels kennen we dit traject wel. Het is geen bijzonder mooie kust, maar toch beginnen we het uitzicht iets meer te waarderen. Behalve Benidorm. Die lelijke stad ziet er vanaf zee uit als een baai vol hoge, glimmende flats.
Iets ten noorden van dit beruchte oord vaar je dicht langs een hoge rotspartij die best mooi is. Daarna buigen we naar bakboord af richting Altea, het witte stadje. We kennen het nog niet.
Poeh, het is vandaag heel warm. Om af te koelen gooien we het anker even uit om de hoek van de grote kliffen, in een klein ankerbaaitje. Er krult nog een stevige swell om dit hoekje, maar daar hebben we al zwemmend geen last van. Daarna tuffen we het laatste stukje naar de haven van Altea. We hebben gereserveerd voor de zekerheid. Maar dat is hier niet per definitie nodig.
We worden opgevangen door een aardige maar niet heel handige marinero. Gelukkig zijn we zelf wel snel. Zodra we liggen pakken we de bootpapieren voor de administratie van de havenmeester. In onze zwemkleding en op slippers slepen we onszelf door de sufmakende hitte naar het havenkantoor en meteen ook het zwembad. Maar halverwege bedenk ik dat we onze mondkapjes zijn vergeten. Nog niet aan gewend! Terwijl Egon en de kinderen in de schaduw wachten haal ik de mondkapjes van boord.
Egon gaat de administratie doen bij de havenmeester en stuurt ons alvast naar het zwembad. Maar al snel komt hij ook naar het water. Geïrriteerd en onverrichter zake omdat hij mijn paspoort niet bij zich had.
Je kan merken dat we doodmoe zijn. Egon gaat demonstratief bij het zwembad zitten. Tja, omdat ik mijn paspoort niet in zijn ‘beheer’ heb gegeven is het dus mijn schuld dat mijn paspoort niet bij de bootpapieren zit. Tijdens het vliegen heb ik mijn paspoort natuurlijk zelf bij me. Het zit nog steeds gewoon in mijn tas. Dus nu moet ik maar zorgen dat de papieren op het havenkantoor geregeld worden. Ik doof mijn gedachten. Normaal zou ik er geen moeite mee hebben. Maar de hitte maakt me doodmoe. Het stukje lopen naar de boot om mijn paspoort te halen lijkt eindeloos ver. In werkelijkheid is maar 180 meter. Ik heb nu al blaren tussen mijn tenen van mijn slippers en kan vervolgens de ingang van het havenkantoor niet vinden waardoor ik een paar extra meters maak. En iedere meter is er één teveel vandaag.
Bij de havenmeester duurt het zoals altijd in Spanje eindeloos lang. Aan vriendelijkheid ontbreekt het ook helemaal. Dat ligt misschien aan de coronamaatregelen van afstand houden en ontsmetten. Of misschien weerspiegelt de vrouw achter de balie alleen maar mijn eigen gevoel. Het is onwerkelijk dat mijn vader ineens niet meer leeft.
Een uur later ben ik terug in het zwembad. Het is er aangenaam in de schaduw van de twee parasols waar we vier van die bedjes onder hebben geschoven. Hoe vakantie-achtig! Dit doen we als zeilers natuurlijk nooit. Maar voor een keer is het wel grappig.
Ondanks dat ik super moe ben vind ik dat we Altea moeten sightsee’en. Want je weet niet of we hier ooit nog eens komen. Dan weten we in ieder geval waarom ze dit het witte stadje noemen en wat er zo leuk aan is. Dus al snel verlaten we de ligbedjes en verkleden ons voor het avondeten. Slippers uit, gympies aan om naar het oude centrum van Altea te wandelen. Volgens Google-maps is het 20 minuten lopen vanuit de haven. Voor ons gevoel zijn we er zo. Klein stukje langs de boulevard, dan schuin omhoog en we lopen al door de smalle straatjes met witte huisjes. Het is er vrij stil. Ik vraag me even af of we hier een restaurantje gaan vinden.
Intussen bel ik al lopend mijn moeder, in de hoop dat ze zich niet zo alleen voelt. Ze heeft het iedere dag sinds de uitvaart superdruk. In de ochtend werkt ze aan allerlei administratieve zaken die nu op haar pad komen. ’s Middags en ’s avonds wordt ze door vrienden gebeld en uitgenodigd voor lunch en diners. Het is haar bijna te veel, maar de afleiding is voor nu misschien wel goed.
Als ik ophang staan we voor een heel oud stadspoortje. Een informatiebord trekt mijn aandacht, maar Egon en de kinderen lopen gewoon door. Ik lees dat dit oude deel van Altea uit de 17e en 18e stamt. Sommige huizen zijn nog bijna onveranderd gebleven. Even weet ik niet welke kant ik moet kiezen. Egon en de kinderen zijn nergens te bekennen. Op goed geluk kies ik een luie trap omhoog en zie Rein gelukkig al snel staan. Dan ineens zwelt er geroezemoes aan. Van complete stilte naar gezellige drukte in een paar seconden. Wat een verrassing.
Het is precies goed, niet te druk. Gewoon gezellig. Iedereen met mondkapje op. Op een plein bij een grote kerk, de Parroquia De Nuestra Señora Del Consuelo, zijn terrasjes met een gezellig sfeertje.
We lopen nog een rondje over het plein en dan een leuk straatje met kleine, schattige, op toerisme gerichte, winkeltjes door, de Carrer Sant Miguel.
Annick ziet een dakterras waar ze graag wil zitten, maar dat restaurantje ziet er niet zo leuk uit. In een ander straatje, de Carrer Concepció, vinden we een restaurantje met een dakterras met uitzicht op zee. Veel beter. Het eten is simpel, maar prima. Hoewel Annick de lekkerste pizza ooit eet. Het is Italiaans, hoewel er volgens mij geen enkele Italiaan aanwezig is. Het heet Restaurante La Forchetta.
Terwijl we genieten van frisse witte wijn, het eten en het uitzicht, zien we om ons heen nog meer restaurants met dakterrassen. Er zitten er zeker nog drie op korte afstand. Blijkbaar wordt alle ruimte goed benut in Altea.
Het wordt donker, maar het blijft behoorlijk warm. Terwijl we moe en voldaan omlaag sloffen zijn we het er alle vier over eens dat we nog een keer in Altea terug moeten komen.